Mijmeringen Roelants


Toespraak door Dhr Alex Roelants - Ramsel


     

MIJMERINGEN VAN STAMNUMMER G.B.1399 

 

Op 10 mei 1940 verschijnen de eerste Duitse vliegtuigen in het Belgische luchtruim. De tweede wereldoorlog is begonnen.  

René Roelants is dan 18 jaar en woont nog bij zijn ouders in Aarschot. Een Belgische vader, een Engelse moeder en vier kinderen 

Veel burgers slaan op de vlucht. Ook de familie Roelants.  

 

René komt op 20 mei 1940 aan in Engeland. Na een kort verblijf in een gastgezin reist hij verder naar Tenby in Zuid-Wales waar hij zich opgeeft als vrijwilliger bij het ‘Belgisch leger in opbouw’. Hij zal deel gaan uitmaken van de nog te vormen verkennerseenheid de “FIRST BELGIAN ARMOURED CAR SQUADRON”. Hij en zijn lotgenoten nemen deel aan de maneuvers van het Engels leger en worden zo voorbereid om later op het vasteland ingezet te worden tegen de Duitsers.  

 

Tijdens de landing in Normandië op 6 juni 1944 bevindt René zich met zijn Squadron nog steeds in Engeland. Niet veel later worden ze overgebracht naar Tilbury Docks aan de Theems. Daar schepen ze met voertuigen en bemanning in op een ‘Liberty Ship’, dat hen naar Arromanches in Normandie brengt.  

 

Op 17 augustus 1944 neemt het Squadron deel aan de operatie ’Paddle’, de opmars van Caen naar de Seine. Ze worden geconfronteerd met mijnenvelden, en komen meer dan eens in een vuurgevecht met de vijand terecht 

 

Wanneer zij de Seine bereiken, is de stad Parijs reeds bevrijd door de Amerikanen. Het Squadron steekt de Seine over met een ponton, op een plaats waar de stroom 4 à 500 m breed is. Een hachelijke onderneming. Eenmaal over de Seine trekken ze, samen met een Britse tankeenheid, richting Brussel. Ze hebben, net zoals alle andere eenheden van de geallieerden, ernstige problemen met de brandstofbevoorrading. Het eerste dorpje op Belgisch grondgebied dat ze bereiken is Rongy. 

 

Op 4 september 1944 rijden ze Brussel binnen. Brussel was de dag daarvoor bevrijd door Britse tanks. De leden van het Belgisch Squadron hadden graag deelgenomen aan de echte bevrijdingsoperatie, maar door de brandstofproblemen waren ze achteropgeraakt. 

 

Het gebied van Brussel richting Leuven en Aarschot was ook al bevrijd, maar het Squadron kreeg opdracht om de as Leuven-Aarschot en de weg Aarschot-Herselt te onderzoeken naar achtergebleven groepjes van het vijandelijk leger. 

 

Eenmaal die klus geklaard, kreeg René de toelating om zijn familie in Aarschot met een jeep te gaan bezoeken. Hij genoot er van een geweldige ontvangst. In zijn thuisstraat had hij een eerste, toevallige, ontmoeting met zijn toekomstige vrouw Helena Vandenheuvel. Zij wachtte, samen met haar moeder en broer Hugo, tevergeefs op de thuiskomst van haar vader Gustaaf Vandenheuvel. 

 

Daarna vervoegde René terug zijn eenheid die in Etterbeek gekazerneerd werd. 

 

Maar de oorlog is nog niet gedaan. Het Squadron neemt deel aan de bevrijdingsoperaties in Beringen en Mol. Op 11 september 1944 krijgen ze opdracht om de positie op te sporen van een Duits 88mm kanon in Balen. Ze vertrekken met 2 voertuigen. Bij een hevig vuurgevecht wordt één voertuig zwaar getroffen en sneuvelen twee goede vrienden van René. 

 

Na de bevrijding van Leopoldsburg dringen ze door tot het stadje Thorn in Nederlands Limburg aan het Wessemkanaal. Op 3 oktober 1944 komen ze aan in Kessenich. 

 

Op 15 november 1944 wordt er zwaar slag geleverd met de Duitse artillerietroepen die zich achter het kanaal verschanst hadden.  Op 17 november 1944 kan het Squadron terugkeren naar Leuven voor een welverdiende rust.  

 

René kan nu regelmatig op bezoek gaan bij zijn toekomstige vrouw in Ramsel. 

 

Op 15 december 1944 wordt het squadron overgeplaatst naar Buggenhout. Voor hen is dan de strijd beëindigd. 

 

Na de oorlog wordt René nog een tijd gestationeerd bij de bezettingstroepen in Duitsland. 

Tot hij op 11 september 1945 een demobilisatiebrief ontvangt, voor afmelding in de kazerne van Etterbeek. Daar krijgt hij van een hoge officier een ontslagbrief en nog 3 maanden soldij. Verder niets.  

 

Daar staat hij nu, na 5 jaren afwezigheid: 

  • Hij is nu 23 jaar, pas getrouwd, zijn jonge bruid woont nog bij haar moeder, haar vader Gust Vandenheuvel zou nooit meer levend terugkeren uit het krijgsgevangenschap.  
  • René heeft weinig spaarcenten en geen bezittingen, 
  • Hij heeft geen werk om naar terug te keren. 

 

Hij is teleurgesteld: de staat laat hem en zijn medestrijders vallen als een steen. Hij krijgt zelfs niet het ‘Statuut van oorlogsvrijwilliger’ want dan zou de staat hem een premie van 1.980 BEF/jaar moeten betalen… Dit statuut zou hem pas in 1999 worden toegekend.  

 

Maar hij blijft niet bij de pakken zitten. Na een aantal jaar als zelfstandig elektricien gewerkt te hebben, kan hij uiteindelijk in ‘het Engels kamp’ in Olen aan de slag, waar hij tot zijn pensioen zal blijven werken.   

 

René blijft vele jaren stil over zijn oorlogsjaren, maar uiteindelijk doorbreekt hij deze stilte door in 2000 zijn herinneringen neer te schrijven. Hij neemt ook de functie op als secretaris van de Strijdersbond in de regio, wat hij blijven doen is, zolang zijn gezondheid het toeliet.  

 

Hij besluit zijn “Mijmeringen van stamnummer G.B. 1399” met: “Want wat eens in ons hart leefde en daar voelbare littekens en onverbreekbare banden achterliet, kan men niet zomaar verwoesten, en de geest van wat ééns was, blijft steeds een wederkerende mijmering.” 

 

Op 14 oktober 2017 overlijdt René Roelants op 95-jarige leeftijd.  

 

 

Carens en Alex Roelants, naar René Roelants



unsplash